June 17, 2024
In de (Europees) Nederlandse Wet Inkomstenbelasting 2001 kunnen spaartegoeden en andere bezittingen belast worden op basis van een forfaitair rendement. In 2021 heeft de Hoge Raad al vastgesteld dat de methode van de fiscus waarin geen onderscheid werd gemaakt tussen (het veelal lagere) rendement op spaartegoeden en (het veelal hogere) rendement op overige bezittingen in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De fiscus heeft getracht deze onrechtmatigheid te repareren in de Wet Rechtsherstel Box 3(de Hertstelwet), waarin recht werd gedaan aan dit verschil in rendement door een onderscheid te maken tussen een forfaitair rendement op spaartegoeden (1,03%) en forfaitair rendement op andere bezittingen zoals beleggingen en onroerend goed (6,04%).
De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 vastgesteld dat toepassing van de Herstelwet eveneens leidt tot een schending van het EVRM en wel in gevallen waarin het werkelijke rendement op andere bezittingen dan spaartegoeden lager is het forfaitaire rendement daarop. De getroffen belastingplichtigen hebben in die gevallen recht op terugbetaling van de te veel betaalde belasting. Het is daarbij niet van belang hoe groot het verschil is tussen het werkelijke rendement en het forfaitaire rendement. Bovendien geldt volgens de Hoge Raad in gevallen waarin het werkelijke rendement hoger was dan het forfaitaire rendement geen bijbetalingsverplichting.
Let op dat de terugbetaling van de te veel betaalde belasting in box 3 louter kan zien op de heffing over andere bezittingen dan spaartegoeden. Voor spaartegoeden heeft de Hoge Raad namelijk bepaald dat het forfaitaire rendement voldoende aansluit op de werkelijk genoten rendementen, waardoor voor de fiscus geen terugbetalingsverplichting kan bestaan bij verschillen.
In de vergelijking tussen het werkelijke en het forfaitaire rendement dient het rendement op het hele vermogen in box 3 getoetst te worden, dus inclusief de banktegoeden, zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Zowel positieve als negatieve resultaten van de verschillende vermogensbestanddelen moeten in aanmerking genomen worden, inclusief de (niet gerealiseerde) waardeveranderingen van vermogensbestanddelen. Let wel geen kosten mogen worden afgetrokken voor het aanhouden van bijvoorbeeld een beleggingsrekening of van vastgoed.
Voor een belastingteruggave moet de belastingplichtige bij de Nederlandse Belastingdienst aantonen dat het werkelijke rendement lager lag dan het forfaitaire rendement.
HBN Law & Tax staat u graag bij in advies over vorenstaande nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot de heffing van belasting in Box 3 in (Europees) Nederland. Voor vragen hierover of assistentie bij het verzoek om belastingteruggave kunt u zich wenden tot dhr. Maarten Tervoort (maarten.tervoort@hbnlawtax.com).